Quasars

Sommige jonge melkwegstelsels die zich in het prille heelal vormden, tonen een uitzonderlijk fenomeen. In het centrum van de stelsels is een erg heldere lichtbron waarneembaar: een quasar. Stof, gas en sterren, allen rijkelijk aanwezig in het jonge sterrenstelsel, worden opgeslokt door een supermassief zwart gat in het centrum van het melkwegstelsel. Hierbij komen grote hoeveelheden straling vrij, soms met de energie van honderd sterrenstelsels! Deze stralingsbron is zichtbaar als een quasar.

 

Enkele quasars, zoals waargenomen door de Hubble Space Telescope.
Dankzij de kracht van deze telescoop, is mooi te zien dat de quasars in het midden van melkwegstelsels gezocht moeten worden.

Na enkele miljarden jaren is het grootste deel van het stof en gas in het centrum van het sterrenstelsel opgeslokt, zodat de quasar uitdooft. Het melkwegstelsel gaat dan als een gewoon sterrenstelsel verder door het leven.

Aangezien een sterrenstelsel zich slechts in het begin van zijn leven voordoet als een quasar en sterrenstelsels zowat een miljard jaar na de big bang ontstonden, komen quasars alleen voor in de beginperiode van het heelal. Om ze waar te nemen moeten we dus in het verleden kijken, en dus moeten we ze zoeken op grote afstanden van de aarde.

Quasars zijn ontdekt via de sterke radiostraling die ze uitzenden. Als men er met een gewone telescoop naar kijkt, ziet men niet veel meer dan een puntvormig object. Daar kregen ze de naam "quasi stellar radio objects", later afgekort als quasar of QSO. Nu blijkt dat slechts een 10% van de quasars sterke radiostraling uitzenden. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de selectieve richting waarin de radiostraling wordt uitgezonden. Verder is uiteraard de grote roodverschuiving van quasars kenmerkend, gezien ze zich op zulke grote afstanden bevinden.

 

 

Links: Quasar 3C380, zoals gezien met een radiotelescoop.
Rechts: Digitale impressie van een quasar, met uitzending van radiostraling in een bepaalde richting.