A
Aardas | Denkbeeldige lijn die van de noordpool door het midden van de aarde naar de zuidpool loopt. De aarde draait rond deze denkbeeldige lijn. |
Aardbaan | Zie Planeetbaan |
Aarde | De aarde is één van de acht planeten van ons zonnestelsel. Vanaf de zon gezien is de aarde de derde planeet. Om de aarde draait één satelliet die we de maan noemen. De aarde is de enige planeet waarvan we weten dat er leven op voorkomt. |
Aardrotatie | Is de draaiing van de aarde om haar as. De rotatieperiode van de aarde bedraagt 23h56m04s. Deze periode wordt de sterrendag genoemd. Na één sterrendag heeft de aarde weer dezelfde stand ten opzichte van de sterren. Omdat de aarde in die periode ook een klein beetje om de zon is gedraaid, duurt het nog 3m56s voor ze weer dezelfde stand ten opzichte van de zon heeft ingenomen. De zonnedag (etmaal) duurt dan ook 24 uur. |
Aardse planeet | Een aardse planeet (ook wel rotsplaneet genoemd) is een planeet die uit vaste rots bestaat en qua samenstelling, afmetingen en massa op de aarde lijkt. De aardse planeten in ons zonnestelsel zijn Mercurius, Venus, de aarde en Mars. |
Aberratie | De aberratie is het verschijnsel dat licht niet exact van de bron lijkt te komen voor een bewegende waarnemer. Dit is de zeer geringe beweging in de schijnbare positie van een ster, veroorzaakt door het draaien van de aarde, tussen de tijd dat het licht van een ster het objectief van een telescoop bereikt en de tijd dat dit licht het oculair bereikt. |
Absorptie | Het tegenhouden en doen verminderen van licht door materiedeeltjes (stof), dat het onderweg tegenkomt. |
Abundantie | Het is de relatieve hoeveelheid van een bepaald element in een geheel. Zo was de abundantie van helium in het heelal met de leeftijd van een kwartier ongeveer 24 %. |
Afnemende maan | De maan wordt afnemend genoemd wanneer deze zich in een fase tussen volle maan en nieuwe maan bevindt, waarbij het verlichte deel van de maan kleiner wordt. Dit wordt ook wel krimpende maan genoemd. De periode tussen nieuwe maan en volle maan heet wassende maan. |
Afplatting | De afplatting van een planeet is de grootheid die aangeeft in hoeverre de vorm van de planeet afwijkt van een bol. Door de rotatie is een planeet vaak een beetje afgeplat aan de polen en stulpt deze uit aan de equator. Deze vorm van een afgeplatte bol wordt oblate ellipsoïde genoemd. |
Afstand | Zie schijnbare afstand. |
Albedo | Het is een benaming voor de reflectiviteit van een planeet, een planetoïde of een satelliet, m.n. de verhouding tussen de hoeveelheid licht die het object ontvangt van de zon en de hoeveelheid die direct wordt weerkaatst in de ruimte. Een wit lichaam straalt alle licht terug en heeft een albedo van 1,0 terwijl een zwart lichaam alle straling opslorpt en een albedo van 0,0 heeft. |
Amplitude | Helderheidsbereik van een veranderlijke, fluctuerende ster. |
Analemma | Een analemma is de figuur die bijvoorbeeld wordt verkregen door op iedere dag van het jaar om 12 uur 's middags een foto van de zuidelijke hemel te maken (dus met de zon erop), en al die foto's tot één afbeelding te verwerken. De positie van de zon variëert in hoogte door de seizoenen en in horizontale positie doordat de aardbaan elliptisch is, waardoor een zonnedag niet altijd even lang is. De combinatie van de horizontale en verticale beweging resulteert in een figuur in de vorm van het cijfer 8. |
Anomalistische maand | De anomalistische maand is de tijdspanne tussen tweemaal dezelfde apside van de maan (twee perigea of apogea). De anomalistische maand duurt gemiddeld circa 27,554550 dagen en wordt iedere 1000 jaar ongeveer 0,9 seconden korter. |
Apertuur | De apertuur is de diameter van de hoofdlens of hoofdspiegel van een verrekijker of telescoop. Op een verrekijker staat de apertuur vaak aangegeven in millimeters (12×50 betekent een vergroting van 12× en een apertuur van 50 mm), bij een telescoop zijn dit millimeters, centimeters of inches. |
Apex | Punt waar ons sterrenstelsel zich met een snelheid van ongeveer 60 km/s naar toe beweegt. |
Aphelium | Het punt van de elliptische baan van een planeet, planetoïde of periodieke komeet, dat het verst van de zon ligt. De aarde staat rond 4 juli in het aphelium, zodat de zon dan kleiner lijkt dan gemiddeld. Daarnaast is de baanbeweging van een planeet in het aphelium langzamer dan gemiddeld. |
Apogeum | Het punt van de elliptische baan van de maan of een kunstsatelliet, dat het verst van de aarde ligt en dus een apside. Wanneer de maan in het apogeum staat, staat deze verder weg en heeft een kleinere schijnbare diameter. Daarnaast is de baanbeweging van de maan in het perihelium sneller dan gemiddeld. |
Apside | Een apside of apsis is een van de twee extreme punten van de elliptische baan van een hemellichaam, ofwel het punt dat het dichtste bij (peri-) het omcirkelde object ligt, ofwel het punt dat daar het verst vandaan (apo-) ligt. Bij een object dat om de zon draait spreken we van perihelium en aphelium, bij de aarde van perigeum en apogeum en in een dubbelster van periastron en apastron. |
Archeoastronomie | De studie van antieke of traditionele astronomieën in hun culturele context, steunend op archeologische en antropologische bewijzen. |
Asgrauw schijnsel | Met het asgrauw schijnsel wordt het oplichten van het donkere (niet door de zon verlichte) deel van de maan bedoeld. Dit licht is zonlicht dat via de aarde op de maan terecht komt. Het asgrauw schijnsel is met name goed te zien een paar dagen voor of een paar dagen na nieuwe maan, wanneer de maansikkel nog erg dun is. |
Asterisme | Een asterisme is een compacte verzameling van sterren die niet fysiek bij elkaar horen, zoals dat wel het geval is bij een sterrenhoop, maar toevallig in dezelfde richting aan de hemel staan. Asterismen vallen onder de deepsky-objecten. |
Asteroïden | Materieklompen met afmetingen tot 700 km doorsnede, waarvan de baan om de zon vooral ligt tussen Mars en Jupiter. Onjuiste benaming voor planetoïde. |
Astrofysica | De natuurkunde van de sterren. |
Astrolabium | Oud instrument voor het meten van de posities van hemellichamen. |
Astrometrie | Deelgebied van de astronomie dat zich bezighoudt met de uitleg en verklaring van de posities en bewegingen van sterren en andere hemellichamen. |
Astronomie | De wetenschap die zich bezighoudt met de observatie en de studie van alle fenomenen buiten de atmosfeer van de aarde. Astronomie wordt ook wel sterrenkunde genoemd. |
Astronomische eenheid | Meeteenheid (afgekort AE) die vooral wordt gebruikt binnen de de astrometrie. Een astronomische eenheid wordt gelijkgesteld aan de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon. Sinds 1984 werd door de International Astronomical Union beslist dat 1 AE = 149 597 870 km. |
Astronomische nacht | Met de term astronomische nacht duiden we dat deel van een etmaal aan, waarin de zon meer dan 18° onder de horizon staat en het dus goed donker is (los van maan en kunstlicht). In de zomer vindt in onze streken een aantal dagen lang geen astronomische nacht plaats, doordat de zon te hoog aan de hemel staat en 's nachts niet de hoogte van -18° bereikt. |
Astronomische schemering | Met de term astronomische schemering duiden we dat deel van een etmaal aan, waarin de zon minder dan 18° onder de horizon staat. Dit is dus de gehele periode van daglicht, plus (meestal) een deel van de avond en ochtend. In de Benelux staat de zon in de zomer echter midden in de nacht minder dan 18° onder de horizon en dus vindt gedurende het gehele etmaal de astronomische schemering plaats. |
Astronoom | Een beoefenaar van astronomie. |
Atmosfeer | Een atmosfeer of dampkring is de gaslaag rond het oppervlak van een planeet die wordt vastgehouden door de zwaartekracht. De term atmosfeer wordt ook gebruikt voor de buitenste lagen van een gasplaneet of zelfs een ster. In het geval van de aarde bevat de atmosfeer onder andere de lucht die wij inademen, al ons weer en de ozonlaag die ons beschermt tegen ultraviolette straling van de zon. Ook het poollicht en meteoren spelen zich in onze atmosfeer af. |
Atmosfeer van de aarde | De onderste laag is de troposfeer en reikt tot ongeveer 12 km hoogte. De temperatuur daalt met de hoogte. Daarboven bevindt zich de stratosfeer waar de ozon de UV-stralen van de zon absorbeert. De laag reikt tot een hoogte van ongeveer 50 km. Hierboven begint de mesosfeer. De temperatuur bereikt een minimum op een hoogte van ongeveer 80 km. Daarboven stijgt de temperatuur opnieuw en wel heel snel in de hete thermosfeer. Afhankelijk van de zonneactiviteit schommelt de temperatuur er tussen 700 en 2500 K. |
Aurora | Aurora is de Latijnse naam voor poollicht; noorderlicht of zuiderlicht. Lichtverschijnselen, veroorzaakt door de energetische straling van de zon, die gassen in de bovenste delen van de atmosfeer exciteren. |
Avondhemel | Met avondhemel wordt de sterrenhemel bedoeld die voor een bepaalde locatie rond de avondschemering zichtbaar is, dus vlak na zonsondergang. Objecten die dan laag boven de westelijke of zuidwestelijke horizon staan zijn over het algemeen alleen rond dat moment korte tijd zichtbaar. |
Avondschemering | Met avondschemering wordt in de sterrenkunde het einde van de schemering aangeduid, dus aan het begin van de nacht, wanneer het 's avonds donker begint te worden. Zie ochtendschemering en de omschrijving bij schemering, die afwijkt van de alledaagse definitie. De sterrenhemel in de avondschemering wordt wel avondhemel genoemd. |
Avondster | Met de avondster wordt de binnenplaneet Mercurius of, vaker, Venus bedoeld, die verschijnt aan de avondhemel. Mercurius, en in mindere mate Venus, staat dicht bij de zon, en is dus alleen zichtbaar (vlak) voor zonsopkomst of vlak na zonsondergang. In het eerste geval heet de planeet avondster, in het tweede geval ochtendster. |
Azimut | Een coördinaat die gebruikt wordt om hemellichamen vast te leggen. Het azimut van een hemellichaam geeft aan in welke windrichting het object aan de hemel staat. Het azimut van een object hangt dus af van de plaats op aarde, iedere plaats op aarde heeft immers een net iets andere sterrenhemel. Het azimut van het object wordt normaal gesproken uitgedrukt in graden (°). |