H-II Gebied |
Een gebied van heet gas rondom een jonge ster of sterren dat grotendeels geïonizeerd is. Het energetische licht van deze jonge sterren ionizeert het aanwezige gas. Dit soort gebieden lijkt meestal rood van kleur als gevolg van fotonen uitgezonden door electronen die met waterstof kernen (protonen) recombineren tot waterstofatomen (aangeduid met H-I). |
Halfschaduw |
Een halfschaduw wordt in de sterrenkunde vaak bijschaduw of penumbra genoemd. |
Halo |
De bolvormige wolk van oudere sterren die de rest van de Melkweg omringt. |
Halve maan |
Bij halve maan is de zichtbare zijde van de maan half verlicht. Dit gebeurt bij eerste kwartier en bij laatste kwartier. |
Heelal |
Het heelal of universum omvat per definitie alles dat we kunnen waarnemen. Het heelal bevat objecten zoals planeten, sterren, sterrenstelsels, clusters van sterrenstelsels, veel lege ruimte, donkere materie, donkere energie en waarschijnlijk nog onontdekte vormen van materie en energie. Het heelal ontstond circa 13,6 Gjr geleden in wat we de oerknal of Big Bang noemen. |
Helderheid |
Zie magnitude. |
Heliocentrisch |
Betreft het middelpunt van de zon. Een heliocentrische positie van een planeet is een planeet gezien vanuit het middelpunt van de zon. |
Heliocentrische positie |
De heliocentrische positie van een hemellichaam is de positie in ons zonnestelsel voor een denkbeeldige waarnemer op de zon. Om de exacte positie van planeten te bepalen wordt eerst de heliocentrische positie berekend, en vervolgens de geocentrische en daaruit topocentrische positie bepaald. |
Heliografische coördinaten |
De heliografische coördinaten zijn de coördinaten die gebruikt worden om een plaats op de zon (helios = zon) aan te duiden. De coördinaten worden meestal uitgedrukt in lengte en breedte. Heliografische coördinaten zijn het equivalent van geografische coördinaten, maar dan voor de zon. |
Heliosfeer |
Het gebied in de ruimte waar het magnetisch veld van de zon overheerst. Hoewel de zonnewind zich bijna radiaal verwijdert van de zon, geeft de zonnerotatie aan het magnetisch veld een spiraalvorm (het tuinslang effect). Ter hoogte van de baan van de aarde is de hoek tussen de veldlijnen en de radiaal ongeveer 45 graden. |
Helium |
Het op één-na-lichtste en op één na meest voorkomende element. Het helium atoom heeft een kern die uit twee protonen en twee neutronen bestaat waarrond twee electronen zwermen. Helium werd oorspronkelijk ontdekt in een spectrum van onze zon en pas later hier op aarde. De zon bestaat voor ongeveer 25% uit helium. |
Hemel |
Zie sterrenhemel. |
Hemelbol |
De hemelbol is een denkbeeldige holle bol waarop de sterrenhemel lijkt te zijn afgebeeld. Voor een waarnemer op donkere locatie met een vlakke horizon lijkt de sterrenhemel een halve bol of hemelkoepel te beslaan, waar de waarnemer het centrum van vormt (doordat ons oog de afstanden tot de sterren niet direct kan bepalen nemen onze hersenen aan dat alle hemelobjecten even ver weg staan, en dus op een bolschil om ons heen). De andere helft van de sterrenhemel is onzichtbaar, en deze twee helften samen vormen de hemelbol. |
Hemelequator |
Ook hemelevenaar genoemd. Ligt in het verlengde van het evenaarsvlak op aarde. Het equatorvlak is het referentievlak van de uurcoördinaten en de equatoriale coördinaten. De hemelequator gaat precies door het oostpunt en door het westpunt van de horizon, en bereikt (in het noordelijk halfrond) zijn grootste hoogte in het zuiden, op een hoogte die gelijk is aan 90 graden verminderd met de geografische breedte van de waarnemer. |
Hemelevenaar |
Zie onder equator. |
Hemelkoepel |
De hemelkoepel is de helft van de hemelbol die zichtbaar is voor een waarnemer op een bepaalde plaats en tijd. De hemelkoepel wordt van de aarde gescheiden door de horizon. |
Hemellichaam |
Met een hemellichaam of hemelobject bedoelen we heel algemeen een object dat zich aan de (sterren)hemel bevindt. Vaak gaat het dan om de zon, de maan, planeten, meteoren, of sterren. Dit zijn de beter zichtbare en dus bekendere hemellichamen. Minder gemakkelijk waarneembare objecten zijn bijvoorbeeld de manen van andere planeten, planetoïden, kometen, sterrenstelsels, gasnevels, en dergelijke. Hemellichamen buiten ons zonnestelsel worden wel 'vaste' objecten genoemd, omdat ze, voor waarnemingen met het blote oog, niet lijken te bewegen. |
Hemelobject |
Zie hemellichaam. |
Hemelpool |
Zie pool. |
Hemelsfeer |
Zie Hemelbol. |
Herfst |
De herfst is een van de vier seizoenen in het jaar, de andere zijn winter, lente en zomer. De herfst op het noordelijk halfrond begint met de herfstequinox en eindigt met het wintersolstitium. Onze herfst duurt van ruwweg 23 september tot 21 december en is met bijna 90 dagen de derde van de vier seizoenen in lengte. Het verschil in lengte tussen de seizoenen wordt veroorzaakt door de excentriciteit van de aardbaan. |
Hertzsprung-Russel diagram |
Een soort grafiek waarin elke ster wordt voorgestel door een stip. De absolute magnitude van een ster wordt uitgezet langs de ene as en de kleur van de ster langs de andere as. Het is van belang sterren te classificeren naar hun leeftijd. |
Hoekafstand |
Zie schijnbare afstand. |
Hoogte |
De hoogte (h.), voluit hoogte boven de horizon, van een hemellichaam geeft aan hoe hoog het object aan de hemel staat. De hoogte van een object hangt dus af van de plaats op aarde, iedere plaats op aarde heeft immers een (net) iets andere sterrenhemel. De hoogte van het object wordt normaal gesproken uitgedrukt in graden (°). Een positieve hoogte betekent dat het object zich boven de horizon bevindt, een negatieve hoogte betekent dat het object zich onder de horizon bevindt. Een object dat opkomt of ondergaat heeft dus hoogte van 0°. Om de exacte positie van een object aan te geven is een tweede coördinaat nodig, die aangeeft waar het object boven (of onder) de horizon staat: het azimut. |
Horizon |
De horizon van een waarnemer op aarde is de denkbeeldige cirkel die de hemelkoepel scheidt van het voor die waarnemer zichtbare deel van de aarde (land, zee). Voor een plaats met ononderbroken uitzicht is de horizon circa 4–5 kilometer ver weg. Objecten boven de horizon noemen we 'op', die onder de horizon zijn 'onder'. De afstand tussen de horizon en een hemelobject is zijn hoogte en wordt uitgedrukt in graden. De horizon heeft een hoogte van 0°, een object dat op is heeft een positieve hoogte, een object dat onder is een negatieve. Objecten die altijd boven de horizon zijn (voor een bepaalde plaats op aarde) heten circumpolair. |
Horizontale coördinaten |
Het systeem van horizontale coördinaten wordt gebruikt om lokaal de positie van hemellichamen aan te duiden, dus voor een bepaalde waarnemer op een bepaalde plaats op aarde en een bepaalde tijd. De horizontale coördinaten zijn azimut (de 'windrichting'; een lengtegraad) en hoogte (hoe ver het object boven de horizon staat: een breedtegraad; de horizon werkt in dit systeem dus als equator). |
Hypernova |
Komt zowat elke dag ergens in het zichtbare heelal voor. Een hypernova is tientallen keren krachtiger dan een supernova. Niet altijd wordt dit onderscheid tussen hypernova en supernova gevolgd. De opvatting leeft dat bij een supernova door de schok van de ineenstorting de buitenste lagen van de ster worden weggeblazen. In het geval van een hypernova worden de buitenste lagen niet weggeblazen, maar vallen op het gevormde zwarte gat of op de neutronenster. Daarbij wordt de gravitationele potentiële energie (als gevolg van de invallende materie) omgezet in warmte en straling. Dit kan aanleiding geven tot een veel hogere helderheid dan een supernova. |