P

Parallax Een hoek die gebruikt wordt om afstanden van sterren te meten. Het is de halve hoek tussen de aarde aan een kant van haar baan, de ster en de aarde aan de andere kant van haat baan.
Parsec Een afstandseenheid, gebaseerd op de parallax. Als de parallaxhoek een seconde is (1/3600 van een graad), dan noemt men de afstand 1 parsec (1 parsec = 3,26 lichtjaar). De naam parsec komt van de samentrekking van parallax en boogseconde (′′).
Penumbra Het minder donkere gedeelte van een schaduw bij een verduistering, die de donkere umbra omringt. De term penumbra is Latijn voor halfschaduw en wordt gebruikt voor de halfschaduw of bijschaduw van de aarde op de maan tijdens een maansverduistering, de halfschaduw of bijschaduw van de maan op de aarde tijdens een zonsverduistering of de donkere buitenste gebieden van een zonnevlek.
Perigeum het punt van dichtste nadering tot het zwaartepunt van de aarde langs de ellipsvormige omloopbaan van een natuurlijk of kunstmatig object (zoals een maan of kunstmaan of ruimtestation). Het verste punt van de aarde langs de baan wordt aangeduidt met de term apogeum.
Perihelion (onjuist ook perihelium genoemd) Het punt van dichtste nadering tot de zon langs de baan van een hemellichaam zoals een planeet, planetoïde, of komeet. Het verste punt van de zon langs de baan wordt aangeduidt met de term aphelion (aphelium).
Perihelium Het punt in een ellipsvormige baan van een planeet, een planetoïde of een komeet, dat het dichtst gelegen is bij zon.
Planeet Hemellichaam dat om een ster heen draait en tevens zoveel massa bezit dat het èn dankzij zijn eigen zwaartekracht een ronde vorm heeft aangenomen èn zijn gehele naaste omgeving volledig heeft schoongeveegd. Een hemellichaam zoals Pluto, dat wel aan de twee eerste maar niet aan de laatste voorwaarde voldoet, wordt gecategoriseerd als een dwergplaneet.
Planeetbaan Een planeetbaan of baan is het pad van een planeet om de zon (in het geval van ons zonnestelsel; om de centrale ster in het planetenstelsel in het geval van een exoplaneet. Planeetbanen zijn ellipsen, over het algemeen met een voldoende grote excentriciteit om niet te kunnen spreken van een cirkelvormige baan.
Planetaire nevel Een planetaire nevel is een gasnevel die is uitgestoten door een centrale ster, aan het eind van het 'leven' van die ster. Planetaire nevels zien er vaak uit als kleine ronde schijfjes en lijken dus bij kleine vergroting een beetje op planeten, vandaar de naam. In werkelijkheid hebben ze dus niets met planeten van doen. Een planetaire nevel straalt licht uit doordat het gas wordt verhit door de hoogenergetische straling van de centrale ster, en is dus een emissienevel. Een planetaire nevel bestaat maar enkele tienduizenden jaren waarna de nevel te groot en ijl wordt om nog te kunnen worden waargenomen. De centrale ster koelt bovendien af tot een witte dwerg, die niet langer in staat is de nevel te doen lichten.
Planetenstelsel Het woord planetenstelsel lijkt een naam voor het gebied rond een ster waar zich de planeten en eventueel kleinere objecten bevinden, al suggereert de naam lichtelijk dat er zich slechts planeten bevinden. Aan de andere kant is dit niet zo'n probleem omdat we kleinere objecten bij andere sterren in de meeste gevallen toch niet kunnen waarnemen. Het planetenstelsel om de zon heet zonnestelsel, en daarmee bedoelen we inderdaad zon, planeten en kleinere objecten.
Planetesimaal Grote planetoïde die kan uitgroeien tot een protoplanetaire schijf en uiteindelijk tot een echte planeet wanneer hij samenklontert met andere planetesimalen. Van planetesimalen wordt aangenomen dat ze voorkomen in stellaire nevels.
Planetoïde Een planetoïde (letterlijk: kleine planeet) of asteroïde (letterlijk: kleine ster, dus eigenlijk onjuist) is een klein (minder dan ongeveer 1000km in doorsnede), rotsvormig planeetje dat om de zon draait. Planetoïden hebben meestal een onregelmatige vorm. De twee manen van Mars zijn ingevangen planetoïden. Net als een planeet kan een planetoïde een maan hebben, zoals bijvoorbeeld de planetoïde Ida. Een zeer kleine planetoïde, ter grootte van een groot rotsblok of minder, wordt een meteoroïde genoemd.
Polaris (Poolster) De ster die bij benadering de positie van de noordpool van de aarde aangeeft.
Pool De noordpool en zuidpool zoals die worden bepaald door de aardas. Met de geomagnetische pool wordt een van de beide polen van het aardmagnetisch veld aangeduid. De geomagnetische polen bevinden zich niet op dezelfde locatie als de geografische polen. De afwijking hierin wordt de magnetische declinatie genoemd. Door middel van geofysisch onderzoek is vastgesteld dat de geomagnetische polen veranderen en dat ze niet constant zijn in de tijd. De hemelpolen daarentegen bevinden zich op die plaats aan de hemel waarnaar de aardas wijst, dus recht boven de polen van de aarde.
Poolcirkel Zie noordpoolcirkel en zuidpoolcirkel.
Poollicht Met poollicht, ook wel Aurora genaamd, wordt het zwakke lichtende schijnsel bedoeld dat soms 's nachts te zien is in gebieden niet al te ver van de noord- of zuidpool. Afhankelijk van de pool waar het verschijnsel zich afspeelt spreekt men ook van noorderlicht (Aurora Borealis) of zuiderlicht (Aurora Australis). In onze streken is het noorderlicht af en toe zichtbaar aan de noordelijke hemel. In landen dichter bij de noordpool (en met minder lichtvervuiling) is Aurora vaker en beter zichtbaar. Het poollicht wordt veroorzaakt doordat geladen deeltjes afkomstig van de zon in wat we de zonnewind noemen botsen met het magnetisch veld van de aarde.
Poolster Polaris is de naam van de ster die dicht bij het verlengde van de aardas aan de hemelpool ligt. Gedurende de nacht lijken alle sterren door de rotatie van de aarde in een baan om de pool heen te draaien, de Poolster beweegt vrijwel niet zodat hij altijd op dezelfde plaats aan de hemel te vinden is. De Poolster is van groot belang voor de navigatie. De richting van de aardas en dus ook de richting van de polen bestrijkt in 25 770 jaar een kegel door de precessie. Hierdoor zullen verschillende sterren elkaar afwisselen als poolster.
Populaties Verdelingen van sterren volgens hun leeftijd. De oudere sterren worden Populatie II genoemd en de jongere sterren Populatie I.
Positie Met de positie van een hemellichaam wordt de plaats van dat object aan de sterrenhemel bedoeld. Om de positie aan te geven zijn twee coördinaten nodig, net als voor het uniek bepalen van een plaats op aarde (de afstand is niet van belang om een object aan de hemelbol te vinden). Het systeem van de horizontale coördinaten gebruikt azimut en hoogte, bij equatoriale coördinaten zijn dat rechte klimming en declinatie, en bij het ecliptische coördinatenstelsel ecliptische lengte en ecliptische breedte.
Positiehoek De positiehoek van een object is de hoek die de noordpool van het object maakt met de richting van de noordpool van de hemel, of met het zenit. De positiehoek beschrijft dus de oriëntatie van het object aan de hemel, niet zijn positie. Een hoek van 0° betekent dat het object 'rechtop' staat, een hoek van 90° betekent dat het object 'naar rechts gevallen' is, en bij een hoek van 180° staat het object 'ondersteboven'.
Precessie De aarde draait om haar as, maar de richting waarnaar de aardas wijst is niet constant. De richting van de aardas zelf maakt in 26.000 jaar een cirkelbeweging van ongeveer 23,5° rond de pool van de ecliptica. Deze langzame beweging wordt de precessie der equinoxen, of kortweg precessie genoemd. Aangezien het systeem van hemelcoördinaten is vastgelegd met de evenaar in hetzelfde vlak als de evenaar van de aarde, verschuiven de coördinaten als gevolg van de precessie. Hierdoor kunnen de coördinaten van 'vaste' objecten, zoals bijvoorbeeld een verre quasar, toch veranderen. Het kan geen kwaad nogmaals te benadrukken dat dit veranderen van de coördinaten dus niets te maken heeft met de beweging van de hemellichamen (dat is de eigenbeweging), maar met het verschuiven van het coördinatenstelsel. Een ander gevolg van de precessie is dat de sterrenbeelden van de dierenriem iedere 2000 jaar ongeveer één sterrenbeeld opschuiven, waardoor de astrologische tekens die worden gebruikt in horoscopen niet meer kloppen. Door de precessie is het tropisch jaar korter dan het siderisch jaar.
Protoplanetaire schijf Schijf van stof en gas die in de eerste fasen van een zich ontwikkelend zonnestelsel om het centrum heen draait en waaruit zich uiteindelijk grotere hemellichamen zoals asteroïden en planeten kunnen ontwikkelen.
Protuberans Een wolk van heet, lichtgevend gas, uitgestoten door het zonsoppervlak.
Pulsar Een neutronenster met een korte rotatietijd, die sterke elektromagnetische straling aan de polen uitzendt. De rotatietijd bedraagt (voor 95% van de pulsars) 0,01 tot 8 seconden. De resterende 5% roteren veel sneller, tussen 1 à 10 milliseconden. Pulsars ontstaan uit een supernova.